Live updates

Versgrasupdate: watergras krijgt eindelijk meer droge stof

De zonnige dagen zijn duidelijk zichtbaar in de versgrasdata van deze week. De bodemtemperatuur en de grasgroei stijgen en vooral het percentage droge stof neemt eindelijk toe. ‘Afgelopen twee weken daalde de grasgroei door de koude nachten, maar het gras dat er stond had door al het vocht een laag drogestofpercentage’, zo duidt Ronald Beukeboom, rundveeadviseur bij ABZ De Samenwerking. ‘De kwaliteit is goed, maar het is wel watergras. Het gras is slap, valt makkelijk om en krijgt nu eindelijk wat meer stengel. Het gras dat afgelopen periode is ingekuild, bevat dan ook weinig ruwe celstof. Als je alleen dit type kuil gaat voeren, is het moeilijk om deze goed te benutten. Daar zal wat structuur bij gegeven moeten worden.’ Gelukkig zag Beukeboom dat veel veehouders ervoor kozen om dit gras in te kuilen ‘als een pannenkoek over de hele silo’. ‘Het is verstandig om hier nog andere snedes met grover gras overheen te kuilen.’

Boeren met Toekomst wil kunstmestruimte inruilen voor dierlijke mest

De nieuwe coöperatie Boeren met Toekomst vindt dat de mestregels niet aansluiten bij de praktijk. Ze wil de kunstmestruimte binnen de stikstofgebruiksnormen inwisselen voor dierlijke mest. „Hoe we dat willen doen, vertellen we alleen aan de leden.” Ondanks het goede inkuilweer was de informatieavond over de coöperatie Boeren met Toekomst maandag in zaal Radstake in Varsseveld (GD) druk bezocht, vertelt Mark Rood, melkveehouder in Holten en voorzitter van de nieuwe coöperatie. Het samenwerkingsverband is ontstaan uit een aantal naar eigen zeggen fanatieke trekkergroepen. „We zijn het niet eens met het bemestingsverhaal van de politiek”, vertelt Rood. „Veel melkveehouders komen door de hoeveelheid mest die ze moeten afvoeren financieel onder druk te staan. We willen de samenwerking in de sector weer terugbrengen. We krijgen vaak te horen ‘alweer een nieuwe landbouworganisatie’, maar andere partijen doen dat in onze ogen te weinig. We gaan niet meer zwichten voor de politiek”, klinkt het strijdvaardig.

Opinie Jelle Silvius - Geef de boeren een goede uitweg uit de mestcrisis

Landbouw: De oplossing voor mestoverschotten en hogere kosten ligt niet bij ‘renure’, maar in de kringlooplandbouw, betoogt Jelle Silvius. Opinie Jelle Silvius; Omdat we in Nederland al jaren niet voldoen aan de waterkwaliteitsnormen, schrapt de Europese Commissie de uitzonderingspositie die melkveehouders jarenlang hadden om meer mest uit mogen te rijden op grasland dan wettelijk toegestaan. Gevolgen: een nog groter mestoverschot en hoge kosten voor melkveehouders om hun mest af te voeren. Jelle Silvius promoveert op het onderwerp kringlooplandbouw aan de universiteit Wageningen Gelukkig lijkt de oplossing nabij. Het mestoverschot kan binnenkort worden omgezet naar kunstmestvervangers, zogenaamde ‘renure’: recovered nitrogen from manure ofwel teruggewonnen stikstof uit dierlijke mest. Zo kan via een technologische omweg alsnog meer dierlijke mest worden geplaatst, die wel door melkveehouders mag worden gebruikt bovenop de vastgestelde limiet. Dit mocht aanvankelijk niet van de EU. Renure werd namelijk door Brussel gewoon gezien als dierlijke mest. Maar na een jarenlange lobby door de sector in Brussel en door steun vanuit de overheid lijkt dit toch te worden toegestaan. Zoals eerder beschreven in NRC, vervangt renure de kunstmest die melkveehouders anders zouden gebruiken om hun grasland te bemesten. Voorstanders wijzen op de voordelen die dit zou hebben op het milieu. Besparing van kunstmest leidt immers tot minder CO2-uitstoot, zo is de redenatie, want het maken van kunstmest kost veel energie. Hergebruik van grondstoffen zou bovendien ook nog bijdragen aan de omslag naar kringlooplandbouw die centraal staat in het Landbouwakkoord, volgens minister Piet Adema. Een echte win-win situatie dus, voor boer én milieu. Lees ook Een uitweg uit de mesthoop: vier vragen over het complexe samenspel van poep, plas en gewas Een boer verspreidt kunstmest op zijn land. Wie echter verder kijkt dan het erf van de melkveehouder ziet dat dit niet het geval is. Zonder derogatie zal de mest van melkveehouders namelijk naar een andere plek worden geëxporteerd, zoals naar akkerbouwers in Duitsland of Frankrijk. Als melkveehouders renure gebruiken, leidt dit tot een verminderde aanvoer van dierlijke mest en meer gebruik van kunstmest elders. Op systeemniveau wordt er met renure dus geen kunstmest bespaard maar slechts verplaatst, van melkveehouders naar akkerbouwers. De vraag is vervolgens wat meer kosten oplevert voor de boer en het milieu: mest verwerken tot renure of mest verplaatsen. Omdat het verwerken van de mest tot renure veel energie kost en hiervoor ook mest verplaatst moet worden is het sterk de vraag of dit leidt tot een netto CO2-besparing. Kringlooplandbouw Belangrijker nog: als we echt het milieu willen sparen, zullen we het probleem bij de bron moeten aanpakken. Voor de productie van het voer van koeien - naast gras ook snijmais en soja – wordt namelijk veel kunstmest en land gebruikt. Een deel van deze uit kunstmest afkomstige nutriënten wordt omgezet in voedsel voor mensen, maar een groot deel gaat via de mest verloren naar het milieu - met gevolgen voor de waterkwaliteit en de natuur. Omdat het produceren van eiwitten via dieren relatief inefficiënt is, zouden we pas echt kunstmest, landgebruik en emissies besparen als we onze consumptie verschuiven van dierlijke naar plantaardige eiwitten. Renure houdt juist dit inefficiënte systeem in stand. Renure draagt ook niet bij aan kringlooplandbouw. In een echte kringlooplandbouw worden dieren namelijk alleen gevoed met producten die voor mensen zelf niet geschikt zijn, zoals gras en reststromen. Dit heeft een reductie van de veestapel tot gevolg waardoor er sowieso geen mestoverschot meer zal zijn. Voor veehouders zullen er dan geen kosten meer zijn voor de afvoer van mest maar kan mest juist weer geld opleveren. Het bewerken van mest tot renure is voor kringlooplandbouw dus overbodig. Het bouwen van de mestverwerkingsfabrieken zal bovendien een hoop inspanning en geld kosten. Geld dat boeren zelf niet hebben en dus waarschijnlijk uit publieke middelen moet komen. Om die fabrieken rendabel te houden zal een gegarandeerde aanvoer van mest nodig zijn. We zetten onszelf met renure dus nog verder vast in een onhoudbaar systeem. Voor het halen van de Nederlandse doelen voor klimaat, natuur en een dierwaardige veehouderij is inkrimping van de veestapel namelijk onvermijdelijk. Dan kunnen we die duur betaalde mestverwerkingsfabrieken weer afschrijven. Laatste wanhoopspoging Renure is op korte termijn misschien aantrekkelijk voor de individuele melkveehouder, maar de uitweg uit de mestcrisis wordt niet bereikt door mestverwerking. Het overschot aan mest en de disbalans op de mestmarkt worden simpelweg veroorzaakt door een te grote veestapel en de import van veevoer. Renure lijkt een laatste wanhoopspoging om de levensduur van een niet-duurzame landbouw te verlengen. De minister kan echter beter zijn geld, energie en invloed in Brussel gebruiken voor een echte transitie naar kringlooplandbouw. Dit kan door de veestapel in te krimpen, te werken aan een reductie van de import van veevoer en echt duurzame kringlooplandbouwinnovaties te stimuleren. Bied boeren een eerlijk toekomstperspectief en laat renure vooral niet de zoveelste afleiding zijn van echte oplossingen voor het mestprobleem. Jelle Silvius promoveert op het onderwerp kringlooplandbouw aan de universiteit Wageningen